Console-, kussen- of schelpvormige, grijsbruine, matte gladde, niet gezoneerde hoed.
Zeer fijne, witte poriƫn aan de onderzijde. Sporen wit.
Steel, zijdelings aangehecht, alleen waar te nemen als verdikking aan de achterkant.
Vlees rubberachtig taai. Smaakt zurig.
Groeit vooral op dode berkenbomen, maar ook op levende waar ze bruinrot veroorzaken (kan het hele jaar door gevonden worden). Zeer algemeen.
Wordt ook 'Berkendoder' genoemd.
Fam.: Fomitopsidaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 5-20 |
Hoogte (cm): 3-6 |