Licht grijsbruine tot donkerbruine, gladde hoed (Ø 2-8 cm), vaak onregelmatig gebarsten.
Poriën fel geel tot olijfkleurig, blauw verkleurend bij druk. Sporen olijfbruin.
Steel geelachtig tot bruin.
Vlees ook geelachtig, soms wat beige-rozig, vrij week, blauw verkleurend aan de lucht.
Groeit op voedselrijke bodem in loof- en gemengde bossen, vooral bij eik (juli - september). Vrij algemeen.
Fam.: Boletaceae.
Eetbaar | |
Breedte (cm) | Hoogte (cm) |
1-2 | 2-6 |